Ik zou liegen als ik zou zeggen dat barbecueën vanaf het begin van mijn volwassen leven mijn hart heeft gestolen.
Ik heb eten van de barbecue wel altijd lekker gevonden -wie niet, vraag ik me af- maar om zelf met houtskool en aanmaakblokjes aan de slag te gaan, daar ben ik pas echt serieus mee begonnen toen ik al ruim in de 30 was. En met wisselend succes.
In de meeste gevallen lukte het me pas om na meervoudige vloeksessies dat ding goed op de temperatuur te krijgen, en vaak pas op het moment waarop mijn gasten met holle ogen naar het nog rauwe vlees keken en aangeschoten waren van alle aperitiefjes.
Het barbecuen begon ik pas echt leuk te vinden toen ik de Nederlandse methode van het grillen van een enorme lading vlees met Calvé sausjes en stokbrood erbij, losliet en verschillende gangen ging maken met gerechten van de grill. Als ik die vervloekte BBQ eenmaal aan had gekregen, maakte ik 3 a 4 kleine gangen met vlees en vis, met als slotakkoord een banaan met rum en suiker. En dat beviel best aardig.
Maar toch bleef het behelpen in ons poppenhuis met het piepkleine terras in het centrum. Toen we een groter huis kochten met een eigen tuin, besloten we het BBQ-gebeuren eens écht serieus aan te pakken. Er moest een kamado komen! Zo’n grote keramische bak met een klepdeksel! De grootste die er is!
Die kamado kwam er, ongeveer 2 weken na verhuizing, en werd ons ruimhartig gegeven door mijn lieve ouders, die ik meteen beloonde met een diner met biefstuk van de barbecue. Wat een verademing was dat. Geen eindeloos rokende aanmaakblokjes meer, deze barbecue, van het merk Bastard, ging AAN en daarna niet meer uit. Uiteraard moest ik nog wennen aan het werken met de verschillende schuifjes, platen en soorten houtskool, maar ik vond het hele gebeuren al meteen zoveel leuker dan dat gehannes op ons kleine terras.
Maar toen kwam de dag dat mijn man met een bleek gezicht de woonkamer binnen strompelde en verbijsterd mompelde: “Ik heb de barbecue laten vallen….”.
Dit bleek inderdaad een ramp van formaat. Mijn man reed namelijk na iedere barbecuesessie, het ding naar binnen, in onze garage, om diefstal te voorkomen. Hiervoor moest de barbecue over een drempel worden getrokken, maar aangezien het ding topzwaar is, ging dat die ene keer helemaal fout. Ergo: barbecue gevallen, deksel gescheurd, schoorsteen gebroken. Kostenpost: 1100 euro.
Bij de Haarlemse barbecuewinkel opperden ze dat de losse onderdelen best vervangen konden worden. Een beetje handige vent zou die deksel zo vervangen en die schoorsteen kon ook worden vernieuwd. Geen punt dus. Het enige zwakke in hun redenering was de “handige vent”. Mijn man is niet handig, ik ben het eigenlijk ook niet en al helemaal geen vent, en daar kwamen we tijdens het gerommel aan de kapotte barbecue uitgebreid achter. Dat van dat onhandig zijn dan, dat ik geen vent ben had mijn man al jaren eerder vastgesteld.
Lang verhaal kort: om ons huwelijk te redden, hebben we uiteindelijk gewoon maar een hele nieuwe barbecue gekocht en de oude via Marktplaats aan een handige vent verkocht.
Vanaf nu is ons barbecueënde leven eindelijk af. We laten het ding voortaan gewoon in de tuin staan aan een ketting, we hebben een One Minute Lighter gekocht om het gebruik van aanmaakblokjes helemaal uit te bannen en genieten volop van alle pizza’s, pulled porken, kippen, hamburgers, biefstukken en bananen met rum en suiker die van dat ding rollen Sommige dingen veranderen namelijk nooit.